Globale montage / installatie instructies

Globale montage / installatie instructies

Centrale apparatuur (brandmeldcentrales en ontruimingsalarmcentrale)

  • Op een afzonderlijke eindgroep en waar van toepassing op afzonderlijke aardlekschakelaar aansluiten en markeren.
  • Aan de voorzijde en rondom vrije ruimte i.v.m. bedienen en service.
  • Indicatie en bediening onder handbereik (zittend of staand).

Centrale apparatuur (brandweer- en nevenpanelen en bedienpanelen)

  • Waar van toepassing 230 Volt voorziening gelijk aan centrale.
  • Aan de voorzijde en rondom vrije ruimte i.v.m. uitlezing, bedienen en service.
  • Afbeelding bovenzijde op maximaal 2 meter en onderzijde minimaal 0,7 meter boven de vloer.

Centrale apparatuur (voedingen)

Kwaliteitseisen conform EN54-4.

  • Waar van toepassing 230 Volt voorziening gelijk aan centrale.
  • Aan de voorzijde en rondom vrije ruimte i.v.m. bedienen en service.

    Handbrandmelders

    • Op een hoogte tussen 0,9 en 1,5 meter boven de vloer plaatsen. Bij rolstoelgebruik voorkeur 1,2 meter.
    • Binnen bereik van maximaal 2 meter brandslanghaspel.
    • Vrije ruimte i.v.m. bedienen en service (herstellen of vervangen glaasje).
    • Indien in een kast of als er geen vrij zicht op is aanduiden met symbool sticker.

          Automatische brandmelders (puntmelders)

          • Bij voorkeur centraal in en verdeeld over de ruimte.
          • Alarm indicator van de melder naar de deur richten.
          • 0,5 meter van wanden en van obstakels die meer dan 0,15 meter onder het plafond uitkomen.
          • 1,5 meter vrij van ventilatieopeningen (inblaas).
          • Over het gehele oppervlakte van de ruimte waar de melder is aangebracht, onder de melders een vrije ruimte van 0,25 meter. Bij twijfel, contact opnemen met het branddetectiebedrijf.
          • Bij een afwijkende plafondconstructie (balken, schuinte, etc.) twijfel niet om contact op te nemen met het branddetectiebedrijf.

                    Overige

                    • Zorg dat van nevenindicatoren duidelijk is voor welke ruimte zij zijn, anders voorzien van tekst.
                    • Sirenes in een standaard ruimte minimaal 1,5 meter van de vloer aanbrengen, met een maximale dekkingsoppervlakte van 80 m² en een maximale horizontale afstand van 6,7 meter tot een willekeurig punt van het plafond.
                    • Optische signaalgevers voor de ontruiming dat deze binnen een gezichtsveld van 180˚ zichtbaar is.

                        Bekabeling

                        • Bekabeling zodanig aanleggen dat de kans op beschadiging minimaal is.
                        • Bekabeling aanbrengen in gesloten buis- kokersysteem, in een kabelgoot en/of ladderbaan.
                        • Boven verlaagde plafonds mogen open bochten van 5 x 5 cm toepast worden.Beugel afstanden conform NEN 2535, NEN 2575, NEN 1010 of specificaties kabelfabrikant.
                        • Bij gebruik van flexibele buis beide uiteinde (zoals bij melders, signaalgevers, trekdoos, etc.) deugdelijk vast zetten.
                        • Bij sturingen vanuit de BMC, OAC of in het veld, rekening houdend met functiebehoudend conform NPR 2576 uitgevoerd te worden. Dit geldt zowel voor de bekabeling, materialen en bevestiging daarvan. Bij twijfel, contact opnemen met het branddetectiebedrijf en/of het ontruimingsalarmbedrijf.